Lang, lang geleden
Ruim drieduizend jaar geleden bestond het noordwesten van de huidige provincie Groningen vooral uit eilanden. De bekendste eilanden uit deze tijd waren Middag en Humsterland.
Het was een gebied dat zich ongestoord ontwikkelde, steeds minder onder water kwam te staan en begroeid raakte. Dit bleef voor de bewoners van de Drentse Zandgronden niet onopgemerkt. Het was en is een uitstekend weidegebied voor hun vee en de grond oogde vruchtbaar.
De vroege pioniers speurden de horizon af naar natuurlijke verhogingen in het landschap. Want ook al was de zee rustig, er was geen enkele bescherming tegen. Ze bereikten het kustgebied door de rivieren te volgen die vanaf de Drentse Zandgronden de zee in stroomden. Het huidige Reitdiep vindt haar oorsprong in deze oerstromen.
Op de afbeelding is te zien hoe Zoutkamp in het jaar 800 nog niet op de kaart stond. Ulrum, Leens en Warfhuizen zijn wel aangegeven op het toenmalige schiereiland.
Soltcampum
De oudste akte over Zoutkamp stamt uit 1418, waar in de stukken van familie Lewe bepaald wordt dat 2/3e van de Redgerrechten van ‘Waelkamaheert’ te ‘Soltcampum’ toe komen aan Abele Tammynge. Een Redger was een plaatselijke bestuurder, die optrad als plattelandsrechter en notaris.
Destijds was veel grond in het bezit van borg Asinga te Ulrum, waar door de eeuwen heen een aantal rijke families hebben gewoond. Ook Zoutkamp en de nabij gelegen Borg Panser maakten onderdeel van uit van Asinga.
Bewoners, boeren en vissers die zich in latere jaren hier vestigden moesten belasting afdragen aan borg Asinga om op de grond te mogen wonen of werken. Deze situatie heeft waarschijnlijk tot eind 18e eeuw geduurd.
Eind 18e eeuw, begin 19e eeuw kwam een einde aan het imperium van borg Asinga. De borg is afgebroken en met het puin werden de dijken van de Nieuwe Ruigezandster polder versterkt.
Zoutkamp hete in de akte nog geen Zoutkamp maar Soltcampum. De betekenis van de naam is mogelijk afkomstig van de winning van zout uit het buitendijkse zoutveen. ‘Solt’ betekend dan ‘zout’ en een ‘kamp’ is een omheind stuk land of veld. De zoutwinning zou hier gestopt zijn door de Tachtigjarige Oorlog.
Zoutkamp, een militair fort
De eerste inwoners van Zoutkamp waren waarschijnlijk soldaten. Nederland viel sinds 1482 onder het Spaanse Rijk en de schans was een strategisch belangrijk punt. Het Reitdiep was toen de enige vaarweg vanaf zee naar de stad Groningen en stroomde zonder belemmering tot in het hart van de stad.
In 1576 werd hier door de Spanjaarden de militaire schans ‘Soltecampe’ gebouwd aan de monding van het Reitdiep in de Lauwerszee. Deze schans gold als verdedigingsbolwerk voor de stad. Het belang van de schans was groot.
De verovering van Zoutkamp
De vrijheidsstrijd van de Nederlanden tegen Spanje begon al in 1568. Deze strijd kennen we als de Nederlandse Opstand of de Tachtigjarige Oorlog.
Vanuit Friesland werden door Watergeuzen (zeerovers) regelmatig plundertochten uitgevoerd in de dorpen in de buurt van Zoutkamp. De Watergeuzen hadden een verbond met Willem van Oranje om samen tegen de Spaanse bezetter te vechten. Tijdens deze plundertochten werden complete dorpen in brand gestoken, pastoors vermoord en alles wat Spaans of Rooms Katholiek was aangevallen. In de jaren daarop werden plannen gemaakt om de forten en verdedigingswerken in de Ommelanden te veroveren om zo de stad Groningen aan te kunnen vallen.
De schans Soltkamp, zoals het ook werd genoemd, was voor Willem van Oranje van groot belang om de aan- en afvoer van en naar Groningen te dwarsbomen. De Spanjaarden hadden ter verdediging zo’n honderd soldaten in de schans gelegerd.
In 1581 werd Zoutkamp door troepen van het Staatse leger ingenomen. Later kwam de schans echter weer in Spaanse handen.
In oktober 1589 lukte het graaf Willem Lodewijk van Nassau met behulp van 1600 soldaten de schans weer te heroveren. De ‘Slag om Zoutkamp’ duurde vijf dagen.
De ‘Slag om Zoutkamp’ is in 2007, 2011 en 2016 groots nagespeeld in Zoutkamp. Voor meer informatie hierover kijkt u op www.slagomzoutkamp.nl.
Uiteindelijk viel de stad Groningen in 1594, waarna Stad en Ommelanden toegevoegd werden aan de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden.
De schans Soltkamp
De schans had een behoorlijke wal en gracht, maar de ruimte van binnen was zo krap en de bastions waren zo klein dat een honderdtal soldaten er hun verdedigingswerk eigenlijk niet goed konden verrichten. Lastiger voor de verdediging was echter dat de dijk door de gracht heenliep tot aan een bastion. De aanvallende partij kon dus dat bastion nogal gemakkelijk naderen.
In de militaire versterking leefden vooral soldaten. Zoutkamp had rond 1600 een eigen predikant en vermoedelijk een garnizoenskerkje.
Hoe de schans er precies uit zag is te zien op de onderstaande kaart. Het is een plan van de schans uit de 18de eeuw met daarop de schans zoals Willem Lodewijk hem liet aanleggen na de verovering in 1589. Met de handige voor en na slider is goed te vergelijken hoe de indeling precies was. De kaart is mogelijk onvoltooid, maar geeft een goed beeld van hoe de dijken, de haven en de wegen destijds waren.
In het noorden van de schans is het grote gefortificeerde en door grachten omringde kruitmagazijn goed te zien. Ook is zien dat er op de tekening schetsen of plannen zijn voor het aanleggen van een echt bastion. Die bastion is er echter nooit gekomen.
De Gouden Eeuw
Van de tijd na de Tachtigjarige Oorlog is wat Zoutkamp betreft heel weinig bekend. Het dorp was militair nog wel van belang, het was ook nog altijd een vesting. Maar omdat er geen oorlog was verdween dat doel langzaam.
Aan het eind van de 17e, begin 18e eeuw kwamen de eerste vissers wonen in de oude schans. Het doopboek van de hervormde kerk van Vierhuizen, dat begint in 1673, vermeld jaarlijks twee of drie kinderen uit Zoutkamp. Rond 1750 waren dat er al vijf of zes, rond 1800 een stuk of twintig. In 1756 stonden in Zoutkamp 25 huizen.
Aan het eind van de 18e eeuw, bij het ingaan van de Franse tijd in Nederland was de schans sterk vervallen. In 1799 werd er daarom uit vrees voor een Engelse inval een Frans garnizoen geplaatst dat de schans en het bastion aan oostzijde herstelde en versterkte met een kustbatterij. Ook werd er in die tijd een kazerne gebouwd die later in 1832 nog als tijdelijk ziekenhuis voor leprapatiënten is gebruikt.
De inwoners van Zoutkamp waren grotendeels afhankelijk van de visserij. De visserij ging goed en met de bloeiende handel en economie gaf dit een grote impuls aan het dorp. Er werd gevist met Snikken, een vissersschip met twee masten. Daarnaast werd er ook met visschuiten en sloepen gevist. De vis, voornamelijk schelvis en sardien werd over het Reitdiep verscheept naar Groningen en daar in de Noorderhaven, bij de Vishoek en de Vissersstraat verkocht.
Het dorp Zoutkamp heeft zich daarna gestaag ontwikkeld tot handels en vissersplaats. Het dorp kwam voller te staan met kleine simpele arbeider of vissershuisjes. Het dorp kreeg ook al snel ruimtegebrek.
Door de vestingwet mog er niet buiten de vesting worden gebouwd en moesten de huisjes dus schouder aan schouder staan. Als men ging trouwen en samenwonen werd er simpelweg een stukje aan een ouderlijk huis bijgebouwd. Zoutkamp stond dan ook bekend om zijn nauwe straatjes.
In het jaar 1817 is er voor het eerst sprake van onderwijs in Zoutkamp. In dat jaar werd door een groep Zoutkampers op eigen kosten een huis gekocht dat tot school werd ingericht. Voor deze aankoop was er geen onderwijs in Zoutkamp. De kinderen gingen naar ‘school’ in andere dorpen, voornamelijk in Vierhuizen.
Het Kruidmagazijn (aan noordzijde van Hunsingoweg en Spuistraat) is rond 1850 gesloopt. Op deze plek is daarna een binnenhaven aangelegd. Zoutkamp telde ongeveer 25 vissersschepen waarmee werd gevist op bot, schar, schelvis en schol. Er woonden toen al 660 inwoners in het dorp.
Bereikbaarheid
Met de groeiende bevolking en de bloeiende handel werd bereikbaarheid belangrijk. Zoutkamp was niet gemakkelijk te bereiken. Op een kaart uit 1818 staat de snelste weg van Zoutkamp naar Groningen getekend. De route liep via Niekerk, Warfhuizen, Mensingeweer, Winsum, Onderdendam, Bedum, Zuidwolde en Noorderhoogebrug.
De route was erg lang, dus werden er al vroeg plannen gemaakt voor een nieuwe weg. Op de zelfde kaart uit 1818 zijn voorstellen te vinden voor een nieuwe ‘Grote Weg’ van Groningen naar Zoutkamp. De plannen laten twee varianten zien. De eerste loopt via Adorp, Sauwerd, Winsum en Zuurdijk, de tweede via Dorkwerd en Ezinge om vervolgens met een pontje over het Reitdiep te gaan en daarna ook via Zuurdijk. Beide varianten blinken uit in hun rechte lijnen dwars door het landschap. Deze plannen zijn nooit helemaal uitgevoerd, pas in 1939 is het stuk Groningen – Winsum wél aangelegd. Dat stuk N361 was de eerste geasfalteerde provinciale weg van Groningen.
De hervormde kerk
Nadat in 1825 de vissershaven was opgeknapt, nam de bevolking verder toe zodat in 1836 een eigen kerk gebouwd kon worden. De hervormde kerk is gebouwd op de plek waar daarvoor de “kleine batterij” of “Dikke wal” zat, op de noordoostelijke bastion van de vesting. We kennen deze kerk nu als “De Oude Kerk“.
Nog voor de bouw van de kerk is deze bastion in gebruik genomen als kerkhof. Daarvoor werden de doden van Zoutkamp begraven in Vierhuizen.
Het kerkhof bij de hervormde kerk was echter niet erg groot en na zo’n 50 jaar was hij dan ook vol. In 1895 is een nieuwe “dodenakker” geopend op gemeentegrond even buiten het dorp, aan de H. Doornbosweg tegenover de boerderij van Doornbos.
Het kerkhof bij de hervormde kerk is rond 1950 grotendeels geruimd omdat het vervallen was. De grond rondom de kerk is ingericht zodat het meer op een bastion lijkt en in 2010 is ook een deel van de “Dikke wal” gerestaureerd.
De Hunsingosluis
De Hunsingosluis is in 1859 voltooid als afronding van de aanleg van het nieuw gegraven Hunsingokanaal. Het was een lang verwacht afwateringskanaal die de afwatering van het achterland van Zoutkamp moest verbeteren. De aanleg werd mogelijk door de oprichting van het waterschap Hunsingo in 1852, waar de zijlvesten het Houwerzijlvest en het Schouwerzijlvest deel van gingen uitmaken.
Door de nieuwe vaarverbinding verbeterde de economische positie dankzij de betere toegang voor het scheepvaartverkeer.
Nieuwbouw buiten de vesting
In 1873 werd er een nieuwe openbare lagere school gebouwd aan de rand van het dorp, buiten de wal van de vesting. Het gebouw ‘de Babbelaar’, zoals we het nu kennen, is het enige gebouw in Zoutkamp waarvoor ooit toestemming is verleend om buiten de vesting te bouwen. Door een wijziging in de vestingwet in 1874 verviel het bouwverbod voor vestingen in de noordelijke provincies.
Door het vervallen van die vestingwet kon in 1879 het kruitmagazijn worden gesloopt. In 1882 is de gehele militaire vesting opgeheven en ging Zoutkamp als vissersplaats verder.
Ook in 1882 werd aan de Dorpsstraat een Gereformeerde kerk gebouwd op de plek waar daarvoor een schoolgebouw stond. Deze kerk is in 1965 weer afgebroken tijdens de grote sanering.
De afsluiting van de Lauwerszee bij Zoutkamp
In 1877 werd het Reitdiep tussen Zoutkamp en de Nittershoek afgesloten met een Provinciale dijk met daarin de grote Provinciale sluis. De sluis kreeg de bijnaam ‘Poort tot Groningen’ of simpelweg Reitdiepsluis. Ook hier vinden we jaren voor de daadwerkelijke aanleg al bewijzen voor de voorbereiding. Zo vinden we op een kaart uit 1866 al ingetekende plannen voor de afsluiting. De reden voor de afsluiting was het beter kunnen controleren van het water. Het Reitdiep was een uitloper van de Lauwerszee en liep tot in de binnenstad van Groningen. Bij storm en hoog water gaf dit dus een behoorlijk risico.
De werkzaamheden hebben Zoutkamp volledig veranderd. De voormalige buitenhaven is een flink stuk verplaatst en grondig verbouwd. De kade liep eerst langs het Molendijkje, maar werd een stuk zuidelijker gelegd. Ook de deurenloods (nu ZK-86) en de sluiswachters woning (nu “De Batterij”) zijn toen gebouwd.
De vissersboten moesten ook een nieuwe plek krijgen, hiervoor werd buitendijks een nieuwe buitenhaven gebouwd. Er werden twee havenhoofden neergezet; het Korte hoofd en het Lange hoofd. Aan het Lange hoofd kon de vloot liggen. Aan het Korte hoofd kon worden gelost wanneer men niet door de sluis kon. Ook vertrok hier de veerboot naar Schiermonnikoog.
Aan de overkant van het Reitdiep is ook het nodige gebeurd. De Lauwers die zo’n 2 km zuidoostelijk in het Reitdiep stroomde is verlegd. De verbinding met het Reitdiep is afgedamd en de Lauwers heeft een eigen sluis gekregen door de zeedijk, dit is de Friesche sluis.
Door de Lauwers en het Reitdiep van elkaar te scheiden kunnen de waterschappen van Groningen en Friesland onafhankelijk van elkaar het waterpeil en de afwatering regelen. Het nieuw gegraven stuk heet nu het ‘Munnekezijlsterried’ en loopt nog altijd parallel aan het Reitdiep.
Dankzij de Reitdiepsluis heeft het dorp een verbinding met de Nittershoek en daarmee ook Friesland. Hierdoor verminderde het isolement van het dorp aanzienlijk.
Verdere plannen
Op tekeningen uit 1920 zijn plannen te zien van een groot stoomgemaal bij Zoutkamp. Dat gemaal zou dan tussen de Friesche Sluis en de Reitdiepsluis moeten komen. Het is echter nooit gerealiseerd.
De wens voor een gemaal is nog altijd actueel. In 2012 stond het water in het Lauwersmeer en het achterland op kritieke hoogte. Door de aanhoudende noordoostenwind kon er lange tijd niet worden gespuid.
De veerboot naar Schiermonnikoog
Tussen 1887 en 1969 vertrok de veerboot naar Schiermonnikoog vanuit Zoutkamp. Tot 1906 was hiervoor de 25 meter lange raderstoomboot Sophia van kapitein Brands in gebruik. De boot, die geschikt was voor 160 personen, voer ook op Groningen. Hierna is de dienst overgenomen door Wagenborg met de Vooruitgang II en later de Vooruitgang III. De veerboot vertrok van het korte hoofd.
Tot de afsluiting van de Lauwerszee in 1969 is de veerboot naar Schiermonnikoog vertrokken vanuit Zoutkamp. Daarna is de opstapplaats Lauwersoog geworden.
De spoorlijn naar Groningen
In 1893 werd de spoorlijn van Groningen naar Roodeschool aangelegd. De spoorlijn sloot aan bij de in 1884 aangelegde lijn naar Delfzijl.
In dat zelfde jaar is vergunning verleend voor het aanleggen van een spoorlijn naar Zoutkamp, maar het lukt maar niet om de plannen uit te voeren. Doordat de rijksoverheid geen garanties af wou geven was het aanleggen van de spoorlijn een enorm financieel risico.
De plannen werden later overgenomen door de Groninger Lokaalspoorweg-Maatschappij. Deze slaagde er uiteindelijk wel in de aanleg rond te krijgen. In 1922 werd de nieuwe spoorlijn naar Zoutkamp geopend.
De lijn takte ruim een kilometer ten noorden van Winsum af van de lijn naar Roodeschool. Vandaar liep de lijn richting Eenrum en boog iets naar het zuiden richting Wehe-den Hoorn en dan westwaarts richting Leens en Ulrum. Vanaf Ulrum boog de lijn naar het zuiden naar Zoutkamp. In al deze plaatsen was een spoorwegstation. Daarnaast was tussen Leens en Ulrum nog de stopplaats Breweelsterweg. In totaal was de lijn 18 kilometer lang.
Het reizigersvervoer werd in 1938 gestopt omdat de lijn onrendabel was. Het personenvervoer in dit deel van de provincie werd overgenomen door de bussen van de Marnedienst.
In het begin van de Tweede Wereldoorlog keerden de personentreinen nog enkele maanden terug. De spoorlijn werd op 26 oktober 1942 op last van de Duitsers gesloten. In december van dat zelfde jaar werd de spoorlijn opgebroken en de rails werden afgevoerd naar het oostfront. De in 1938 al onrendabele lijn is nooit weer hersteld. In Leens, Ulrum en Zoutkamp staan de stations nog altijd.
De Marnedienst
De N.V. Marnedienst was van 1938 tot 1958 een openbaar vervoerbedrijf te Zoutkamp. De Marnedienst was het resultaat van een fusie tussen een aantal regionale busmaatschappijen. De fusie was noodzakelijk om de verwachte drukte door het sluiten van de spoorlijn op te kunnen vangen.
In 1954 werden alle aandelen overgenomen door de GADO. Hierdoor werd het hoofdkantoor in 1958 verplaatst naar Groningen. Vanaf 1967 is gestopt met de naam ‘Marnediensten’ gingen alle bussen van het bedrijf verder als GADO.
Vanaf 1999 reed Arriva de lijnen tussen Zoutkamp en Groningen. In 2009 is dat weer overgenomen door Qbuzz.
De tweede wereldoorlog
In de Tweede Wereldoorlog waren er 80 tot 100 Duitse soldaten gelegerd in Zoutkamp. De soldaten verbleven in barakken tussen beide sluizen, vlak achter ‘de Batterij’. Ook de Kriegsmarine was aanwezig, de officier van de Kriegsmarine was ingekwartierd in wat nu de Churchillweg 23 is.
Zoutkamp heeft relatief weinig last gehad van de oorlog. Het ergste was dat de meeste schepen door de Duitsers waren gevorderd en naar Emden waren verplaatst.
De kade bij het Reitdiep werd tijdens de oorlog getroffen door 2 bommen en tegen het einde van de oorlog werd de brug over het Reitdiep opgeblazen. Op zondag 22 april 1945 werd het dorp bevrijd door Canadese troepen.
De Sanering
Na de oorlog waren veel van de huizen in het oude deel van het dorp verkrot. In 1956 besloot de gemeente Ulrum tot sanering van het hele centrum. Dit betekende dat vanaf 1960 veel historische 18e- en 19e-eeuwse vissershuisjes werden gesloopt. Of zoals een wethouder het destijds zei: “Zoltkamp, doar mout de bulldozer deur”. Dertien van deze huisjes werden in 1973 overgebracht naar het Zuiderzeemuseum in Enkhuizen, waar ze in het buitenmuseum werden opgebouwd in een apart buurtje. De Ulrumse burgemeester die in 1973 hiervoor toestemming verleende, Hans Krajenbrink, werd twee jaar later zelf burgemeester van Enkhuizen.
Van de oude bebouwing is in Zoutkamp veel gesloopt. Het best bewaard zijn de Vissersstraat en delen van de Kerkstraat, maar ook in andere straten staat hier en daar nog een huis die de sloopzucht van toen heeft overleefd. In 2015 voltooide de herbouw van een teruggekregen huis van het openluchtmuseum in Enkhuizen. Het huis van Tjark Visser wat destijds werd afgebroken aan de Spuistraat, werd per schip teruggebracht naar Zoutkamp. De Stichting Historische Visserij Zoutkamp bouwde het op met behulp van mensen uit het reintergratieprojekt. Het huis is opgebouwd aan de S. H. Woldringhstraat en is te huur als vakantiehuis.
Tegenwoordig is de rigoureuze sanering niet iets waar erg positief over wordt gedacht. Sloop voor veel huisjes echter onvermijdelijk, ze waren uitgeleefd en heel erg klein. De meeste Zoutkampers waren toen ook blij met de sloop van de kleine verkrotte huisjes, omdat ze vervangen werden door ruimere, modernere woningen, een doorgaande weg en de bouw van een winkelcentrum.
Toch is een deel van de kritiek op de sanering niet onterecht. Er is met name gekeken naar wat weg moest en niet wat kon blijven. Door dit gebrek aan historisch besef mist Zoutkamp nu een aanzienlijk deel van haar oude bebouwing.
Bij het dorp kwam ook een jachthaven in het kader van de ontwikkeling van het toerisme. Het dorp werd aan de noordoostkant uitgebreid met nieuwbouw. De Julianastraat en de Prins Bernhardstraat zijn hier resultaten van.
De afsluiting van de Lauwerszee bij Lauwersoog
De eerste plannen voor een totale afsluiting van de Lauwerszee dateren al van 1611, hier is echter niets van gekomen. De volgende serieuze poging tot afsluiting was in 1849. Deze plannen zijn toen niet uitgevoerd maar in plaats daarvan is er toen gekozen voor een afsluiting tussen Zoutkamp en de Nittershoek.
De plannen voor een totale afsluiting zijn nooit weer van het toneel verdwenen. Rond 1930 werd weer gesproken over afsluiting om zo meer land te kunnen winnen. In het kader van werkverschaffing zou een dijk aangelegd moeten worden van Ezumazijl naar Zoutkamp. Ook dit plan redde het niet. Wel kwam er rond die tijd een Technische Werkcommissie Lauwerszee, met als opdracht het maken van een plan voor de afsluiting van de Lauwerszee.
De stormramp in de nacht van 31 januari op 1 februari 1953 en de Kerstvloed van 1954 hadden grote invloed op de plannenmakerij. De argumenten ‘het vergroten van de veiligheid’ en ‘het verkorten van de kustlijn’ gingen opeens een grote rol spelen.
Rijkswaterstaat had twee opties: de omliggende zeedijken (32 km) van de Lauwerszee op Deltahoogte brengen of de aanleg van een 13 km lange afsluitdijk. Ondanks het feit dat afsluiting de afwatering van het achterland zou verbeteren en landwinst op zou leveren, koos de regering, uit financieel oogpunt, de bestaande dijken verhogen.
Dit plan was absoluut niet naar de zin van de Friezen. Er volgen massale protesten en er worden c.a. 135.000 handtekeningen ingeleverd bij de regering. Het grootste deel van de Friese bevolking koos voor veiligheid: ‘Lauwerssé moat ticht’ stond er op posters achter de ramen aan de Friese kant te lezen.
Fel tegen de afsluiting waren de garnalenvissers uit Zoutkamp. De garnalenvisser waren volledig afhankelijk van de Lauwerszee en met de afsluiting zou hun vruchtbare visgrond en daarmee hun boterham verdwijnen. Volgens hen zou de Lauwerszee vervolgens veranderen in een troosteloze modderpoel.
Ook natuurbeschermers waren tegen: een van de laatste inhammen van de Waddenzee verdween, inclusief zeehonden, eidereenden en de natuurlijke dynamiek van het gebied. Toch zwichtte de regering voor de druk: in 1960 viel het Besluit tot Droogmaking van de Lauwerszee.
De afsluiting
In 1961 is begonnen met de werkzaamheden. De huidige visserijhaven Lauwersoog is een overblijfsel van de werkzaamheden, het was eerst een werkeiland waarop arbeiders verbleven die door o.a. de sluizen en de caissons hebben gebouwd.
Op 23 mei 1969 werd de afsluiting ‘feestelijk’ gevierd toen de laatste caissons afgezonken werden onder toeziend oog van Koningin Juliana. De daadwerkelijke afsluiting vond twee dagen later, op 25 mei 1969 plaats. Bij de overgang van eb naar vloed werden alle schuiven gesloten en daarmee was het klaar: De Lauwerszee werd het Lauwersmeer.
De nasleep
In Zoutkamp was het echter niet klaar. De vissers waren hun visgrond kwijt en moesten als nieuwe thuishaven Lauwersoog accepteren. Ook de karakteristieke letters ZK op de schepen zouden hiermee verdwijnen. De Zoutkamper vissers wisten hier echter wel succesvol tegen te protesteren. Zoutkamp hield haar vloot, op Lauwersoog. De Friese vissers gingen wel onder de LO letters varen.
Deze verhuizing van Zoutkamp naar Lauwersoog bracht meer problemen met zich mee, de meeste schippers hadden helemaal geen rijbewijs en konden helemaal niet op Lauwersoog komen. Ook waren lang niet alle schepen geschikt om op het nog beschikbare deel van de Waddenzee te vissen, laat staan buitengaats op de Noordzee.
In de jaren na de afsluiting worstelt Zoutkamp met haar imago. Het lauwersmeer was zoals voorspeld een troosteloze stinkende modderpoel geworden. De visserij was weg en de toerist reed Zoutkamp voorbij richting Lauwersoog.
Vanuit de gemeente word compensatie beloofd, zo zou er bijvoorbeeld een tropisch zwembad komen. Het zwembad is er nooit gekomen gelukkig, maar andere vormen van compensatie voor het dorp, of voor de gedupeerde vissers bleven ook uit.
Zoutkamp was voor andere overheden als Rijkswaterstaat en de Waterschappen niet meer interessant. De voormalige kunstwerken die Zoutkamp en haar achterland lange jaren beschermden raakten al snel in verval.
Lichtpuntjes en houvast
De sanering en de afsluiting van de Lauwerszee hadden Zoutkamp gezamenlijk kunnen achterlaten als een verloren dorp. Toch is dat niet gebeurd. Een groot deel van de werkgelegenheid in de haven verdween met de visserij, maar dankzij de loyaliteit van grote bedrijven aan Zoutkamp bleef er ook hier werk, en daardoor toekomst.
Met de afsluiting van de Lauwerszee werd Zoutkamp over de weg wel beter bereikbaar. Het gedeelte provinciale weg van Mensingeweer naar Zoutkamp (Menneweer) werd aangelegd. Tussen Wehe-Den Hoorn en Ulrum volgt de weg het tracé van de voormalige spoorlijn Winsum – Zoutkamp.
Meer nieuwbouw en saneringen
Zoutkamp is behoorlijk gegroeid na de afsluiting van de Lauwerszee. In 1974 werd de Schans aangelegd en in 1986 volgde De Schuit. In 1991 werd begonnen met het tweede deel van de Schuit gevolgd door De Snik in 1999.
In 1999 verdween de industrie aan de S.H.Woldringhstraat. Visser verhuisde naar Lauwersoog en Heiploeg verhuisde naar de huidige locatie aan de Panserweg.
In 2008 verrees op de oude locatie van Heiploeg het wooncomplex ‘De Noorderschans’. Achter de Noorderschans is in 2009 de Garnaal aangelegd.